Voorzij vindt strafbaarstelling homogenezing / conversietherapie overbodig en medisch onverantwoord

Stichting Voorzij is van mening dat het wetsvoorstel strafbaarstelling conversiehandelingen afgewezen moet worden. Het ter onderbouwing aangedragen rapport “Voor de verandering. Een exploratief onderzoek naar pogingen tot het veranderen van de seksuele gerichtheid en genderidentiteit in Nederland” bevat geen enkele rechtvaardiging van de strafbaarstelling.

Stichting Voorzij heeft gereageerd op de overheidsconsultatie rond het wetsvoorstel en vindt dat strafbaarstelling afgewezen dient te worden om de volgende vijf samenhangende redenen:

  1. Allereerst omdat mensen met een niet-heteroseksuele seksuele geaardheid/gerichtheid, genderidentiteit en genderexpressie reeds beschermd worden onder Artikel 1 van de Grondwet en de Algemene Wet Gelijke Behandeling;
  2. Op de tweede plaats is het begrip ‘genderidentiteit’ niet juridisch gedefinieerd. Het kan slechts worden omschreven als ‘een innerlijk ervaren gevoel’. Hierdoor is niet vast te stellen welke zorg, behandelingen of therapieën precies strafbaar zijn en welke juist niet;
  3. Ten derde wordt er in het wetsvoorstel geen fundamenteel onderscheid gemaakt tussen conversiehandeling om homoseksualiteit te ‘genezen’ (of juist niet) en therapieën die bedoeld zijn om van gender te veranderen (of juist niet) en de frictie tussen beiden;
  4. Ten vierde zet de wet de professionele vrijheid van behandelaars in de gezondheidszorg onder druk, evenals de gewetensvrijheid en vrijheid van meningsuiting van derden;
  5. Tot slot zet de wet de gezagsverhouding én de vertrouwensrelatie tussen ouders/opvoeders en kind onder druk.

Aanbevelingen

  1. De toegevoegde waarde is zeer beperkt. Schadelijk medisch handelen is al in andere wetten geregeld.
  2. Indien de wetgever toch voldoende baat ziet bij een verbod, beperk dit dan tot conversiehandelingen voor seksuele geaardheid: dit is de enige onderzochte vorm en waarvan incidenten bekend zijn. Schrap genderidentiteit en genderexpressie uit het wetsvoorstel.
  3. Maak eerst  afgebakende definities van de concepten genderidentiteit en genderexpressie, want wetgeving kan niet berusten op onverifieerbaar gevoel en stereotypes.
  4. Dwing hulpverleners, scholen, ouders en anderen niet tot het bevestigen van een genderidentiteit. Juist bij een therapietraject behoort het verkennen van de verschillende aspecten van genderidentiteit en genderexpressie tot de behandeling. Alle aspecten moeten bevraagd worden. Het kan niet zo zijn dat hulpverleners alleen de zelfdiagnose van patiënten mogen bevestigen.
  5. Onderken dat overtuigingen over het bestaan van een vaste genderidentiteit die het fysieke geslacht van iemands lichaam overstijgt, spiritueel van aard zijn en daarmee terrein voor uiteenlopende opvattingen. Ouders, verzorgers maar ook zorgverleners behoren voldoende ruimte te krijgen voor hun eigen opvattingen, dus ook de opvatting dat geslacht onveranderlijk is.