Verslag gespreksnamiddag Liberas, Gent, januari ’24
Op 20 januari jl. vond in Gent, in Liberas, een gespreksnamiddag plaats n.a.v. Martin Harlaars boek ‘Het Gender-experiment’. Dit gesprek bestond voornamelijk uit een debat tussen vier artsen: twee die kritisch zijn over wat er gebeurt rond geslachtsverwarde mensen, en twee die achter het beleid staan en die dit ook uitdragen als ethisch juist. Dit is mijn verslag van die middag.
door Renske Verheul
Het debat begon met een inleiding van Martin Harlaar, de samensteller/editor van het boek ‘Het Gender-experiment’, en na zijn inleiding was er ook nog een praatje door Jurgen Slembrouck, een moraalwetenschapper die bij de ‘Vrijzinnige Dienst’ werkt.
Inleiding door Martin Harlaar
De inleiding ging vooral over het traject hoe hij tot dit boek gekomen was, en hoe het uitkomen van zijn vorige twee boeken, ‘Ben ik wel woke genoeg?’ en ‘De getemde mens’ uiteindelijk tot zijn verdieping in dit onderwerp leidde. Ik kan mij niet bijster veel herinneren verder van het praatje, behalve dat het mij opviel dat hij naar vrouwen die claimen dat ze man zijn, met ‘hij’ refereert, zoals Buck Angel. Hij zei ook dat wat hem betreft Buck Angel tot humanist van het jaar uitgeroepen zou moeten worden. Vlak daarvoor had hij gezegd dat de schrijvers van stukken in zijn samengestelde bundels regelmatig dingen schrijven waar hij het niet mee eens is, en vice versa, dus het eerste wat ik dacht toen hij dat zei over Buck Angel was: tja, daar ben ik het dus niet mee eens.
Is debat nog mogelijk in de academia?
Na Harlaar was er een praatje door Jurgen Slembrouck, een moraalwetenschapper die werkt voor de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit van Antwerpen, een ‘ruimte voor vrijdenkers, atheïsten en humanisten’. Ik zag op de website van de Vrijzinnige Dienst dat ze daar in het kader van het thema ‘verboden films’ in december de film ‘Adult human female’ hebben getoond. Ook hebben ze daar eind 2022 een viertal gespreksavonden gehouden over het thema ‘Trans’ wat tot onvrede leidde bij diverse UA-mensen, bv bij de club ‘QueerTrans@UA’. Deze club schreef een open brief in ‘Dwars’, het studentenblad van de Universiteit Antwerpen. Maar ook docerend personeel kloeg bij rector Herman Van Goethem. Wat ik van het praatje begreep is dat Van Goethem niet pal ging staan voor de vrijheid van meningsuiting maar Slembrouck min of meer op het matje riep. De Vrijzinnige Dienst is formeel onafhankelijk dus de rector kon niets beginnen, en bood later ook zijn excuses aan.
De rode draad in academia dat het er niet meer om gaat *hoe* je kunt nadenken maar *waar* je over mag nadenken, tekent zich ook hier af. En zowel universitair studenten als medewerkers krijgen ermee te maken.
Debat tussen vier artsen
Na Slembroucks praatje begon het debat, tussen grofweg twee standpunten: die van Patrick Vankrunkelsven en Marleen Finoulst, allebei huisarts en lid van de Belgian Center for Evidence-Based Medicine (CEBAM), waarbij Vankrunkelsven ook nog verbonden is aan Cochrane Belgium, versus die van psychiater Griet De Cuypere en kinderpsychiater Karlien Dhondt, beiden verbonden aan het Centrum voor Seksuologie en Gender aan het UZ Gent waar ze mensen behandelen die menen het andere geslacht te zijn. Over De Cuypere werd ook nog gezegd dat ze jarenlang bestuurslid van WPATH[i] en mede-auteur was van de SOC8 (en overigens ook van de SOC7 [SOC staat voor ‘Standards of Care’]) van WPATH. Vankrunkelsven en Finoulst schreven samen een bijdrage in het boek over puberteitsremmers. De Cuypere schreef ook een bijdrage met de titel: ‘Zijn er nog (gender)zekerheden?’ waarin ze schrijft dat zij ervan overtuigd is dat er een hele wereld is tussen man en vrouw.
De gespreksleider was Fran Bambust, die vertelde dat Griet De Cuypere ook zijn behandelaar was geweest. Bambust deed geen moeite om eruit te zien als een stereotype vrouw en het is mij niet duidelijk of hij afgestapt is van het idee dat hij vrouw zou kunnen zijn, of dat hij vindt dat vrouw-zijn puur een ‘gevoel’ is wat niet tot uiting hoeft te komen in stereotype kledij en make-up, of dat er een derde, mij onbekende optie is.
Doorheen het debat was Vankrunkelsven degene die het meest uitgesproken was en zich mijns inziens het minst verloor in wollig taalgebruik. Zijn mede-stander Finoulst zei vast heel zinnige dingen maar bij mij kwam het niet echt binnen dus dit verslag doet ongetwijfeld geen recht aan verscheidene heel verstandige dingen die zijn gezegd.
Experiment
Vankrunkelsven bleef hangen op het woord ‘experiment’ van de titel van het boek, ‘Het Gender-experiment’. Wat is evidence? Wat ligt er ten grondslag aan de richtlijnen? De wetenschappelijke basis is flinterdun. Wat er gebeurt is per definitie experimenteel.
Griet De Cuypere vertelde dat ze niet wist wat de titel zou zijn van het boek. Ze vindt het een erg negatieve titel. Gesuggereerd wordt dat als ze dat had geweten, ze wellicht geen bijdrage had geleverd. Ze vertelde dat ze al bijna zo’n 40 jaar patiënten zien in de genderkliniek van het UZ Gent. Ze geeft toe dat de toename inderdaad spectaculair is. In het begin zagen ze zo’n 3 à 4 mensen per jaar. Maar toen won in 1997 een ‘transvrouw’ het Eurovisie Songfestival, Dana International. Volgens haar begon de stijging van aanmeldingen toen. Volgens De Cuypere heeft transseksualiteit altijd bestaan. Het verschil is dat het nu behandeld kan worden.
Dhondt zei dat dit een ethisch debat is, en dat de behandelingen ‘in dit stadium’ (?) geen experiment zijn. Het was niet de laatste keer dat Dhondt het woord ‘ethiek’ in de mond nam. Zoals De Cuypere in haar artikel glashelder is over dat ze in het verschijnsel ‘genderidentiteit’ gelooft, zo legde ook Dhondt haar geloofskaarten op tafel door over patiënten die ze behandelen te praten als ‘geboren jongens’ of ‘geboren meisjes’. En weer kwam ze met het woord ‘ethisch’; dit is een ethisch debat. Nou, okee. Maar wat haar punt daarmee nou was, werd me niet echt duidelijk. Wellicht bedoelde ze: die kinderen lijden, dus het is onethisch om ze niet te helpen met de middelen die we hebben. Of misschien bedoelde ze: het is een kwestie van zelfbeschikking, net als abortus of euthanasie. Maar de vraag is: kunnen kinderen of jonge mensen sowieso (de hersenen groeien nog tot ongeveer het 25ste levensjaar) oordelen over de pro’s en cons van datgene wat ‘transitie’ genoemd wordt? Hoe dan ook, wat me dus wel duidelijk werd, was dat Dhondt en De Cuypere helemaal achter het beleid staan en true believers zijn.
Veranderde ‘genderratio’
De Cuypere vertelde dat de ‘genderratio’ veranderd is. Vroeger waren het vooral mannen die zich aanmeldden. Tegenwoordig zijn dat veel vaker meisjes en jonge vrouwen. Maar zij vond dat niet per se raar dat dat variabel was, immers, 30 jaar geleden waren er ook meisjes in het toenmalige oostblok die zich als man identificeerden. Ik heb het vast verkeerd verstaan… of ze refereerde aan de atleten zoals Marita Koch of Heike Drechsler die onderworpen werden aan het beruchte dopingprogramma om beter te presteren, wat voor de DDR een onverdeeld succes was, maar voor de atleten een persoonlijk drama, want ook toen bleek al dat testosteron (of afgeleiden daarvan) geven aan vrouwen niet verstandig of humaan was. Hoe dan ook, De Cuypere leek deze al of niet fictionele variabiliteit te gebruiken als reden dat het perspectief en het zwaartepunt enorm kunnen veranderen.
Ook roemde ze de diversiteit die tegenwoordig mogelijk is, bijvoorbeeld dat mensen borsten krijgen maar géén genitale chirurgie ondergaan. Ze leek het dus positief te vinden dat mannen met autogynefilie op die manier gefaciliteerd worden door de gezondheidszorg. Ze refereerde ook aan een artikel uit 2003 van Joost à Campo toen het fenomeen niet zo goed gekend werd [wellicht dit artikel?]. Er werd toen bijvoorbeeld gezegd dat mensen die zich het andere geslacht verklaarden per definitie psychotisch waren. ‘We hebben altijd tegen de stroom in moeten roeien’, merkte ze op – hier manifesteerde zich de slachtofferhouding die we in het debat vaker terug zouden zien. De vrouwen verbonden aan de genderkliniek beschouwden zichzelf duidelijk als de niet begrepen underdog.
Wordt er wel secuur gewerkt in het Gentse Centrum voor Seksualiteit en Gender?
Vankrunkelsven kwam er weer in: wat mij ten zeerste heeft verbaasd, is dat iemand die zich niet binair voelde, testosteron kreeg. De reden die werd gegeven was: u voelt zich niet helemaal vrouwelijk, dus wij gaan u een beetje mannelijk maken.
Dhondt: Hormonale behandelingen bij nonbinariteit is een stap in een proces, geen begin- of eindpunt.
Een van de genderkliniekverdedigsters reageerde dat er vroeger meer tijd was, en dat alles tegenwoordig sneller moet, dus dat daar zeker een punt van aandacht ligt. Echter, watchful waiting wordt nog altijd gehanteerd, net als het coachen van jongeren. Op gegeven moment kan er echter toch een punt komen dat de puberteit geremd gaat worden. Maar niet als test! Nadrukkelijk niet.
Vankrunkelsven hield vol: Het gebeurt toch.
Een van de genderkliniekverdedigsters: ik word hier als leugenaar neergezet.
Okee, begon Vankrunkelsven met een minzaam lachje, laat ik dan een verhaal vertellen wat volgens jullie dan óók nooit gebeurt. Er wordt door jullie gezegd, ‘we gaan nooit over één nacht ijs.’ Maar ik ken ten minste twee kinderen, die allebei puberteitsremmers krijgen, en waar de familie níet bij de psycholoog loopt, terwijl bij de een de moeder psychische problemen heeft en de ander bij haar kind slaapt dat van meisje jongen wordt [wellicht bedoelde Vankrunkelsven hier dat het kind zodanige psychische problemen had dat het niet alleen durfde slapen]. Ik durf te twijfelen aan de kunde van mensen die kinderen op deze manier behandelen. We weten echter dat bij kinderen die zich aanmelden als genderdysfoor zo’n 85% van hen desists, dus terugkomt op het idee het andere geslacht te willen worden. Er is geen enkel middel om dat verschil – dus wie desist, en wie niet – vooraf vast te stellen.
De vrouwen van het UZ Gent erkenden dat het gissen blijft, en beweerden dat er nu eenmaal geen zwartwit-oplossing is.
100% gaat verder met cross-sekse hormonen
Marleen Finoulst wilde nog even terugkomen op de uitspraak van De Cuypere dat transseksualiteit tegenwoordig beter aanvaard wordt[ii]: het zet critici in de hoek dat zíj het níet zouden aanvaarden. Ze had daar moeite mee, want er zijn simpelweg zorgen om hoe er wordt omgegaan met kinderen met mentale problemen. Geneesmiddelen worden off-label aan kinderen voorgeschreven, en 100% gaat verder met cross-sekse hormonen. Ze gaan dus altijd verder. Dit is niet zomaar een geneesmiddel. Het is heel erg bepalend voor iemands verdere leven, en er is geen bewijs dat het veilig is. Daar mogen we heel erg bezorgd over zijn.
Dhondt: We zijn even bezorgd.
Vankrunkelsven: Maar u geeft wel puberteitsremmers.
De Cuypere: Tijdelijk!
Vankrunkelsven: U ontneemt ze een stuk van de hersenontwikkeling. Een solide wetenschappelijke basis ontbreekt. In de VU-studie ontbrak een controlegroep. Het geven van puberteitsremmers aan kinderen betekent per definitie dat u niet voorzichtig bezig bent. Er moet op zijn minst goed wetenschappelijk onderzoek gedaan worden, en de vraag: waar zijn we mee bezig? moet gesteld worden. De effecten op de lange termijn zijn onbekend. Het is onwetenschappelijk en zeer onvoorzichtig.
‘Wij proberen nooit zomaar iets’
Dhondt: We moeten terug naar de ethiek. Waarom denkt u dat wij al zo lang dit werk doen? Het opstarten van puberteitsremmers gebeurt nooit onder druk van de puberteit, het kind of de ouders. De indruk wordt hier gegeven dat wij zomaar iets proberen. Naar mijn gevoel is dat niet zo. Er is ook geen methodologische studie dat het kinderen benadeelt.
[dit was een van de momenten dat ik met open mond zat te luisteren. Ze zit hier ten eerste te liegen, want het bewijs dat het kinderen benadeelt is er wel degelijk. Maar ten tweede is dat niet hoe de medische wetenschap behoort te werken. Een medicijn moet bewezen wérken, niet niet-bewezen níet-schadelijk zijn. Zij keert de boel om.]
Dhondt, vervolg: Als wij met puberteitsremmers starten is daar een heel proces aan vooraf gegaan. Alleen bij kinderen die echt vastlopen, starten we. Uiteraard nemen we de gezinscontext mee. Het gebeurt nooit zomaar snel. U moet niet vergeten dat het lijden fenomenaal kan zijn bij deze kinderen hè; er zijn kinderen die niet durven douchen omdat ze niet geconfronteerd durven te willen worden met hun genitaliën. Die in ondergoed gaan douchen.
Zou Dhondt zich realiseren dat er een enorm aantal kinderen dat seksueel misbruikt is, zich aanmeldt voor behandeling bij genderklinieken? En dat een hekel aan de eigen genitaliën hebben daar een enorme red flag voor is? Weet Dhondt dat in ‘Time to think’ van Hannah Barnes staat dat kinderen die zich bij de Tavistock aanmeldden, tien keer vaker dan andere kinderen een geregistreerde seksueel misbruiker als ouder hadden?
Marleen Finoulst: Bij mij komen ouders op de praktijk die zich afvragen: was de problematiek van mijn kind wel genderdysforie? Er zijn zorgen om wat puberteitsremmers met het brein doet. De overgang naar gender-affirmatieve hormonen[iii] gaat vaak erg snel.
Vragen bij de zorgvuldigheid van het Dutch Protocol
Vankrunkelsven: ondanks de beweringen over zorgvuldigheid, wil ik daar graag iets over zeggen. Het geven van puberteitsremmers aan jonge kinderen is verdrievoudigd in de twee centra in Gent en Luik. Ik snap het punt dat u maakt over het lijden van die kinderen. Maar als arts zien we per definitie veel lijden. Doorheen de geschiedenis hebben we vaak welwillende artsen gezien die willen behandelen om goed te doen. En het gebeurde wel vaker dat daar geen evidence voor was. Bijvoorbeeld bij patiënten met een bepaalde knie-aandoening werd geopereerd, en achteraf bleek dat dat niet uit maakte. Met puberteitsremmers grijp je in op een essentiële ontwikkeling in het leven van kinderen. Steensma, een van de mensen achter de Dutch Protocol, toonde dat zelf ook aan, dat bij opvolging van de patiënten hun ervaring verandert. Uw argument is: het lijden is zo erg. Maar het alternatief is niet niets doen! Niet schaden is zeker niet hetzelfde als niets doen. Met puberteitsremmers en hormonen worden deze kinderen patiënten voor het leven. U zegt dat dit protocol beter is dan iets anders maar geen enkel onderzoek toont dat aan! Iets anders doen dan het Dutch Protocol, wat u niets-doen noemt, is schandalig zegt u. Maar dat is een leugen.
Dhondt: Het ideaal is het doen van een gerandomiseerde studie. Maar dat is ethisch onmogelijk.
Vankrunkelsven: En mensen chemisch castreren is wél ethisch?!?
Er volgde een woordsalade van Dhondt waar ik weinig van kon maken, behalve dat ze zich mijns inziens constant tegensprak. Want als ze zo zorgvuldig en ethisch bezig zijn, waarom schermt ze dan met wachtlijsten, een tekort aan psychiaters en een ‘nood aan ontwikkelingsdiagnostiek’ die zou bestaan, elke keer dat iemand kritiek levert op de manier van zorgverlenen? Of dat er geen andere zorg zou bestaan dan het Dutch Protocol, waar Vankrunkelsven vervolgens ook weer gehakt van maakt: want vóór het Dutch Protocol bestond, werden kinderen en jongeren met de diagnose genderincongruentie of genderdysforie immers óók behandeld. Toch verdedigde een van de psychiaters zich weer met het argument dat het voor jonge mensen soms echt noodzaak is om het Dutch Protocol in te gaan, en dat het niet okee is om dat af te doen als niet-ethisch.
Vankrunkelsven: ik vind dat kinderen hier de dupe van worden, dus daar verschillen we over van mening. Cijfers laten zien dat zich 30 keer zoveel kinderen aanmelden als voorheen. Moeten die allemaal behandeld worden op basis van het Dutch Protocol? Moeten we onszelf niet eerst de vraag stellen waar die enorme stijging vandaan komt? Waarom zoveel jonge mensen zo totaal in verwarring verkeren?
De gespreksleider laat merken dat hij er is
Dit was zo’n beetje het eerste moment dat de gespreksleider de discussie enigszins stuurde. Hij vroeg: waar komt dit vandaan, iemand een visie daarop?
De Cuypere: adolescenten hebben het heel moeilijk in deze wereld. Anorexia is ook enorm gestegen. Sowieso zijn kinderpsychiatrische labels gestegen. Sociale besmetting speelt daarin een rol, en internet.
Haar collega Dhondt: Eens je labels benoemt, herkennen mensen zich daarin. Ik ben zelf pro-procesdiagnostiek, maar dat is tegenwoordig niet sexy. Het zoeken tolereren is niet voor iedereen eenvoudig. We zien dat ook bij ouders. We leven niet in een maatschappij waarin dat toegelaten is. De maatschappelijke cultuur voedt dit. Elke persoon is een kind van zijn tijd. Ook in de opvoeding op scholen moet men hier alert op zijn. Er moet tijd zijn om een en ander uit te zoeken.
Vankrunkelsven: Ja, het fenomeen bestaat dat we tegenwoordig dingen snel willen kunnen verklaren. Maar het probleem hier is veel fundamenteler. Een genderidentiteit bestond vroeger überhaupt niet. Soms ga je het die kinderen met zulke vraagstukken heel moeilijk maken. Moeten we daar als wetenschappers in meegaan, dat er plots zoveel vraag is naar ‘gender’?
Dhondt: Wij maken ons daar eveneens zorgen om. Wat is dit nu? Wat zijn we aan het doen? Maar de reden dat we toch doen wat we doen, is dat we oplossingen zoeken. We hadden ook kunnen sluiten.
[Dit waren echt de momenten dat ik met open mond zat te luisteren. Hoe zwartwit[iv] kan een mens denken? Denkt deze dokter echt dat het óf kinderen behandelen is met zware, experimentele puberteitsremmers, óf het sluiten is van een geestelijke gezondheidszorginstelling? Dhondt bewijst met dit soort antwoorden precies Vankrunkelsvens punt dat doorheen de geschiedenis dokters graag wilden behandelen ook al was er geen wetenschappelijke basis voor.]
Gespreksleider Bambust: Wat adviseren panelleden aan een meisje dat een jongen wil zijn?
Finoulst: Er zijn heel wat ouders die, wanneer ze zo’n wens te horen krijgen, te snel een afspraak willen maken. Mijn advies zou zijn: maak er niet zo’n issue van.
Dhondt: Dat is precies wat we doen. Maar er zijn kinderen die hun penis afbinden? Wat zou u dan doen?
Andere manieren dan het Dutch Protocol
Vankrunkelsven: Er bestaan andere manieren om te helpen dan puberteitsremmers. Als het Dutch Protocol niet had bestaan, wat zou je dan doen als er een kind bij je kwam met een hulpvraag op dat gebied? Want de vraag is natuurlijk: is zo’n protocol wel het antwoord? Verder is social transition nog niet genoemd. Dat lijkt een onschuldige maatregel, het veranderen van naam en persoonlijke voornaamwoorden in de sociale omgang. Maar het brengt kinderen in de onmogelijke positie dat ze niet meer terug kunnen.
Een van de Dutch Protocol-verdedigsters ter rechterzijde bracht naar voren dat hooggeleerde professoren zoals Peggy Cohen-Kettenis en Henriette Delemarre-Van de Waal niet over een nacht ijs gegaan zouden zijn, en dat het probleem met zulk onderzoek is dat het niet gerandomiseerd gedaan kan worden, want dat is niet ethisch [op dit punt had ik eigenlijk moeten gaan turven hoe vaak de vrouwen rechts het woord ‘ethisch’ gebruikten].
Finoulst: Ja, ik ben het daar echt niet mee eens. Ook bij kankeronderzoek, waarbij het om leven en dood gaat, wordt aan de helft wél en de andere helft níet een medicijn gegeven, terwijl iedereen het middel wil waar het onderzoek om draait.
In dit stuk van het debat miste ik denk ik een aantal uitwisselingen, want op gegeven moment zei Dhondt (wellicht op de suggestie dat er te weinig onderzoek gedaan wordt terwijl de behandelingen wel uitermate invasief zijn) dat ze sinds een jaar of twee à drie onderzoek doen met een follow-up studie, waarbij ze terugkijken hoe de dysphoria zich uit.
Tal van identiteiten
Bambust: Wordt er niet te snel gelabeld? Dus dat een jurkje een meisje maakt, etc.
Dhondt: Ja, dat gebeurt, maar het is een fait divers, een en/en-verhaal. Het is óók zo dat er minder negatief gedaan wordt over mensen die afwijken van het gemiddelde. Dus die evolutie is er ook.
Finoulst: Ook de non-binaire identiteit wordt ‘trans’ genoemd. Wat er onder ‘trans’ valt is blijkbaar enorm uitgebreid. Ik heb de indruk dat het bijna hip is om jezelf zo te noemen. Men maakt er nieuwe identiteiten bij. Maar daar zijn ook risico’s aan verbonden. Net als bij ASS is de definitie van ‘trans’ enorm ruim geworden.
De Cuypere: Ik durf het haast niet te zeggen, maar veertig jaar geleden kenden we die diagnose niet. De psychiatrie verandert enorm. Misschien waren al die mensen met ASS er vroeger ook, maar kenden we ze onder andere labels. Soms is het een opluchting voor mensen: ah, nu weet ik eindelijk wat ik heb. Maar het resulteert ook in self-fulfilling prophecies. Het heeft pro’s en cons; het hangt af van de persoon.
Het publiek was aan de beurt
Na deze discussie was het tijd voor vragen uit het publiek.
Een vrouw achterin de zaal kwam met de vraag hoe het kan dat bij heel veel psychische klachten het devies is om ermee te leren omgaan, om de realiteit te aanvaarden, maar dat rond het genderidentiteitsdenken de verandering van het lichaam juist gefaciliteerd wordt door de medische stand. Het gaat in tegen alles wat eerder is gedaan. Het antwoord van Dhondt was voor mij verbijsterend in het niveau van gaslighting.
Dhondt: Trans ben je. Daar moet je mee leren omgaan. Dus bij ons gebeurt dat ook.
Ik moest me echt inhouden om hier niet te gaan schreeuwen, want de psychiater weet volgens mij heel goed dat het gaat om het aanvaarden van het eigen geslacht hier, niet om het aanvaarden van de behandeling (‘trans’ staat immers voor ‘transitie’ – het trachten te gelijken op het andere geslacht middels o.a. chirurgische en hormonale interventies; de diagnose is genderdysforie of genderincongruentie, maar deze diagnoses hebben ook geen objectief vast te stellen kaders of een duidelijke definitie).
Er werd ook door iemand gezegd dat de puberteit niet wordt afgewacht, en dat dat gevaarlijk is, en ook nu weer kwam er een ultra-gaslighterig antwoord van een van de vrouwen rechts:
‘Wij wachten de puberteit af! We starten puberteitsremmers pas in Tannerfase 2.’
Dat daarmee alleen het starten van de puberteit afgewacht wordt, en niet het doorgroeien van de puberteit, dus het eínde van de puberteit, werd voor het gemak dus overgeslagen.
Vankrunkelsven: Ik val in de herhaling, ik weet het, maar u maakt op deze manier levenslang patiënten van deze jongeren.
Iemand uit het publiek suggereerde dat de selectie van patiënten wellicht losgekoppeld moet worden van de behandelaars die verbonden zijn aan de universitaire centra. Dan ontstaat er een betere begeleiding, en dan kunnen de echte patiënten doorgestuurd worden. Een van de psychiaters rechts zag dit volgens mij als gebrek aan vertrouwen in hun behandeling, en merkte op dat ‘genderidentiteit’ blijkbaar een taboe is. [Nee mevrouw, geen taboe, maar wel een geloof van waaruit u diagnoses plakt en behandelingen start.]
Wachtlijsten niet per se negatief
Vankrunkelsven merkte op dat wachtlijsten niet per se verkeerd uitpakken, omdat deze bijvoorbeeld kunnen leiden tot bezinning bij de patiënten. De anderen zijn daar mee akkoord. Vervolgens merkte Jurgen Slembrouck in het publiek terecht op dat als de wachtlijsten blijkbaar een instrument zijn tot betere triage, dat een argument lijkt te zijn tegen het oprichten van nieuwe gender-centra, terwijl dat precies ingaat tegen de richting waarvoor in de politiek nu gelobbyd wordt, namelijk voor méér centra. Ook merkte Slembrouck op dat er ernstige vragen zijn over het wetenschappelijk karakter van het Transgender-InfoPunt.
Dhondt bevestigde dat dat van die centra inderdaad wel paradoxaal is. Bovendien hanteren die centra een medisch model; niet een therapeutisch/diagnostisch model. Net als Chris Verhaak een tweetal jaar geleden in NRC opmerkte, heeft het voordelen om gezien te worden door therapeuten in een perifere context, omdat die wellicht met een bredere context naar de problematiek kijken. Wat in de discussie in Gent namelijk amper aan bod is gekomen is dat er bij mensen die zich genderdysfoor verklaren opmerkelijk vaak meerdere comorbiditeiten spelen.
Vankrunkelsven wees op nog een paradox: de concrete vraag ging over wachtlijsten. Als mensen op de wachtlijst worden gezet, dan zijn ze, op het moment dat de medische behandeling kan beginnen, Tannerfase 2 allang voorbij. Als er inderdaad sprake van is dat dat inzetten van de puberteit leidt tot ondraaglijk lijden, dan hebben die jongeren de kans gemist. Maar dat is dus maar de vraag als zelfs de psychiaters van het UZ Gent erkennen dat de wachtlijsten niet per se negatief uitpakken.
Transgender Infopunt
Het Transgender InfoPunt [TIP] werd verder besproken. Het lijkt ietwat de status te hebben van een organisatie als Transvisie in Nederland, of Mermaids in het VK, die losstaan van de gendercentra, maar in de praktijk toch vaak meer in de melk te brokkelen hebben dan goed lijkt. Het TIP bestaat zo’n 10 jaar, en volgens de psychiaters van het UZ Gent kennen ze elkaar, en weten ze van elkaar wat voor werk ze doen maar zijn ze niet bij teamoverleg aanwezig of iets dergelijks. Het team van het UZ Gent is onafhankelijk van het TIP. En ook onafhankelijk van de Standards of Care 8 van WPATH [World Professional Association of Transgender Health]. Wel is er overleg. En het UZG Genderteam wordt ook wel om hun mening gevraagd.
Vervolgens gebeurde er iets interessants. Zowel de opmerkingen van Slembrouck als de twee ouders die vervolgens aan het woord kwamen, suggereerden dat het TIP en het UZG dichter met elkaar verstrengeld zijn dan de bedoeling lijkt te zijn. De UZG-psychiaters verdedigden zich met dat het een ander team was in het CSG/UZG dat innig contact had met het TIP, maar dat het de bedoeling was dat het losgekoppeld was.
Een mede-toehoorder van het debat wees mij later fijntjes op de naïviteit, onwetendheid of het bewust verzwijgen van het feit dat de coördinator van de psychosociale zorg van het CSG/USG, een psycholoog en docent genderstudies, vlak daarvoor coördinator was bij het TIP[v]. Op LinkedIn schrijft deze coördinator bij een vacature van het TIP, terwijl hij dan al bij het UZG werkt: ‘kom bij ons werken!’[vi] Hij ziet het blijkbaar dus als één werkplek. Op de site van het UZG worden de medewerkers van beide partijen ook genoemd[vii]. Daarin zie ik ook een TIP-stafmedewerker (agender/queer they/them) die tevens onderzoeksmedewerker bij het UZG is. De lijntjes zijn duidelijk bijzonder dun.
Zoals de mede-toehoorder opmerkte: ‘Het lijkt me geen voorbeeld van corporate governance. Overheidssubsidies voor propaganda via het infopunt, gewonnen klanten vervolgens naar het genderteam bij wie ze door de overheid terugbetaalde zorg krijgen.’
Verminkt voor het leven
Een man in het publiek vertelde over zijn dochter die zich als jongvolwassene aanmeldde bij het UZ Gent. Daar wordt weliswaar verteld over psychologische begeleiding maar bij zijn kind werd alleen bevestigd, en werd gelijk de sociale transitie gestart. Zijn dochter werd gepest op school en had autistische trekjes, maar dat verleden kwam nooit aan bod tijdens de afspraken bij het UZ Gent.
Vankrunkelsven merkte op dat er opvallend veel kinderen/jongeren worden aangemeld bij genderklinieken met ASS, en benadrukt dat ASS [autismespectrumstoornissen] nooit gezien worden als hindernis om puberteitsremmers niet te gebruiken. Veel kinderen met ASS hebben de neiging zwartwitter te denken dan het gemiddelde kind: meisjes dragen jurkjes, ik houd van jurkjes, dus ik ben een meisje.
Het geven van puberteitsremmers aan jonge mensen met ASS wordt inderdaad gelijk verdedigd door een der psychiaters aan de rechterzijde: het is een autismespectumstoornis, een spectrum dus. En een lichte vorm van ASS is dus geen contra-indicatie voor puberteitsremmers. Maar inderdaad, er moet gekeken worden naar waar genderdysfore symptomen vandaan komen, en er moet waakzaamheid zijn bij jongvolwassenen met autisme.
Vankrunkelsven: En ondanks die waakzaamheid is het toch gebeurd.
De man in het publiek: Zonder behandeling zou ze haar genderdysforie waarschijnlijk ontgroeid zijn, maar nu is ze verminkt voor het leven.
Dhondt: Ik vind dat heel spijtig om te horen. Wellicht kunnen we na dit debat met elkaar praten.
Dhondt begon vervolgens weer over het persisteren van genderdysfore symptomen bij jonge mensen.
Man in het publiek: Ik ken als ouder mijn kind beter. Maar zij werd gelijk op dat pad gezet, en als ouder word je buitengesloten. De psycholoog mag niks zeggen over mijn kind. Ouders mogen niet bij het overleg aanwezig zijn.
De psychiaters van het UZ Gent erkennen dat het lastig is als patiënten meerderjarig zijn. Dan worden de ouders er niet automatisch bij betrokken. Het wordt wel vaak gesuggereerd door het Genderteam. Ook de hulpverleners zitten door deze situatie dikwijls in een lastig parket, zeggen ze.
Educatie op scholen
Een vrouw stond op van het Comité van Bezorgde Ouders. Ze maakt zich zorgen over wat er gebracht wordt op de scholen, dat er doelstellingen zijn bij het leren aan kinderen over of ze jongen of meisje zijn, en of ze wel jongen of meisje blíjven. Ze noemde ook het boek van Pim Lammers, Het Lammetje Dat een Varkentje Is. Op het middelbaar wordt kinderen geleerd over de mogelijkheid tot transitie. Dat identiteit juist vaak wordt ontleend aan identificatie met de eigen ouders, staat er níet meer! Ja, een genderdysfoor kind moet zich thuisvoelen. Maar er worden nu dingen stukgemaakt.
Het was een zinnige bijdrage van deze vrouw met herkenbare zorgen maar zoals dit debat was opgezet en gevoerd, viel het eigenlijk buiten de scoop.
Vervolgens kwam Jilles Smids aan het woord. Hij is een ethicus, verbonden aan het Erasmus MC in Nederland. Hij vertelde dat hij morele dilemma’s hoort bij het panel, en dat er in noordelijke landen uiteindelijk een onderscheid is gemaakt tussen young onset genderdysphoria en sudden onset genderdysphoria. Hij probeert jonge dokters op te leiden, maar de genderzorg in Nederland is vanuit de medische ethiek niet langer te verantwoorden. Helaas was het antwoord vanuit het panel voor mij te wollig om het te kunnen volgen.
Hierna stond er een gepensioneerde lerares op in het publiek. Ze vertelde dat zelfs kleuterleraressen niet meer weten hoe ze moeten antwoorden op vragen over sekse. Dat speelt echt. En ze hoort over transitie zonder toestemming van de ouders, of ouders die uit de ouderlijke macht worden gezet. En over artsen die uit hun ambt worden gezet als ze weigeren interventies toe te passen op kinderen met vermeende genderdysforie. Ze vertelde ook over een vrouw die ervaring heeft met deze autoritaire cultuur, omdat ze opgegroeid is in een Oostblokland. Ze vindt het een gevaarlijke evolutie, waarbij de autoriteit van ouders steeds meer naar de achtergrond wordt geschoven, ten faveure van gezagsdragers buiten het gezin.
Vankrunkelsven erkent dat dit, los van het puberteitsremmersprobleem, inderdaad een maatschappelijk fenomeen is. En dat de oplossing ’m dus niet zit in het openen van nog meer gendercentra. Het antwoord moet komen vanuit de maatschappij. Dit is een politiek debat. En hoe dan ook: hoe meer mensen bij de gendercentra komen, hoe meer kans er is, dat er fouten gemaakt worden.
Iemand in het publiek merkte op dat er ook meespeelt dat er ouders zijn die hier heel erg in geloven.
Dhondt begint over ontwikkelingspsychologie. Ze erkent dat er gezegd moet kunnen worden tegen kinderen wat hun geslacht is.
Vankrunkelsven begint over het fenomeen dat mijns inziens veel te weinig aandacht krijgt: die van kinderen met een ouder die eigenlijk liever een kind had gehad van het andere geslacht, en hoe dat een kind kan beïnvloeden in het opgroeien. Kinderen willen immers vaak niets liever dan hun moeder of vader plezieren.
Dhondt: wij zijn de laatsten om te zeggen: wij weten alles.
Interventies zonder psychische begeleiding
Vervolgens kwam de tweede ouder aan het woord. Deze vrouw vertelde: onze dochter van 20 overweegt komende zomer te starten met testosteron. Zij kreeg geen psychische begeleiding. Haar werd het Project Transilience aangeboden, en wij moesten als ouders maar aanvaarden dat ons kind anders is dan wij dachten.
Dhondt: Wij sturen geen patiënten naar dat project.
Vrouw uit het publiek met dochter van 20: Jawel, dat doen jullie wel.
Dhondt: Dat is dan het volwassenenteam, of het jongvolwassenenteam. Er is een verschil tussen de benadering tussen pediatrie en de zorg voor volwassenen. Het team waar u aan refereert, is nog jong en zoekende. Die gaan vooral op de autonomie zitten.
Vankrunkelsven: Wat we dus zien is dat wat er cultureel gebeurt, ook doordringt bij de behandelaars. Maar waar is de wetenschap hier? Men heeft zich in een kamp geplaatst, en verliest volkomen de helicopterview. We moeten erkennen dat dat gebeurt.
Vrouw uit het publiek met dochter van 20: Ons kind heeft ASS, is hoogbegaafd en depressief. Dat is allemaal niet besproken in haar behandeling tot nu toe.
Vankrunkelsven: Dat wordt dus niet meegenomen in de problematiek. En wat we merken is dat het Genderteam vaak heel defensief reageert op deze verhalen met directe ervaringen.
Vrouw uit het publiek met dochter van 20: Ik heb als ouder gezegd dat wij terughoudend staan ten opzichte van medische ingrepen. Maar er wordt niets mee gedaan.
Dhondt herhaalt dat sommige therapeuten er de familie er graag bij betrekken maar als de patiënt dat niet wil, lukt dat niet.
Jurgen Slembrouck merkte nog even op dat de relatie van de Genderteams aan de universitaire ziekenhuizen met het Transgender InfoPunt naar zijn indruk kritisch bekeken moet worden. Er heerst vaak een kampenretoriek. In de bredere maatschappelijke discussie worden mensen met kritiek vaak conservatief en extreemrechts genoemd. Maar veel mensen met kritiek beantwoorden helemaal niet aan dat beeld. Door hoe deze discussie maatschappelijk verloopt, staat het goede zorg en goed onderwijs in de weg.
De gespreksleider rondt af.
Terugblik
Terugkijkend, ben ik tevreden met hoe dit debat verlopen is?
Aan een kant ben ik dat, omdat ik blij ben met elke gelegenheid waarin iemand de kans krijgt om kritiek te uiten op genderideologie en de verwoestende consequenties die het heeft op de levens van kinderen. Maar genderideologie heeft ook verwoestende consequenties voor de rechten van vrouwen, en de emancipatie van lesbiennes en homoseksuelen. En die onderwerpen zijn zelfs zijdelings niet aan bod gekomen. Er is aangestipt dat veel kinderen die zich trans verklaren, autistisch zijn, of hoogbegaafd, of dat ze psychische problemen hebben. Maar niet dat een grote meerderheid van die kinderen homo of lesbisch is, en dat het transen van kinderen in de praktijk neerkomt op het onderschoffelen van hun homoseksualiteit. Evenmin is de banaliteit aan bod gekomen dat we met ontzettend veel gemeenschapsgeld, energie en tijd uiteindelijk de fetisjes van mannen aan het faciliteren zijn met z’n allen, en dat die mannen dan nog onderdrukt, dapper en gemarginaliseerd worden genoemd ook. In wezen is het de triomf van transideologie dat deze groep zelfs bij zo’n debat wederom de dans ontspringt, zoals ze dat al zo vaak doet.
De vraag is alleen of je de vier mensen die daar zaten de schuld van moet geven. Deze zijn immers allen arts, en het is niet verwonderlijk dat de discussie zich dan toespitst op de medicalisatie van kinderen. Het is jammer dat de gespreksleider zich niet wat pro-actiever opstelde en niet wat meer vragen stelde die de discussie wat hadden kunnen verbreden. Aan de andere kant, dan ware het wellicht ook beter geweest als er een wat breder contingent mensen had gezeten dan alleen artsen.
Wat me verder ook nog opviel was dat degene bij wie ik het vaakst met open mond van verbijstering luisterde, degene was met de meest prestigieuze titeltjes: professor doctor Karlien Dhondt. Het is me al vaker opgevallen de afgelopen jaren dat een PhD of een geweldig cv niet zo bar veel zegt over iemands gezond verstand of over de onpeilbare dieptes van iemands cognitieve dissonantie.
Voetnoten:
[i] World Professional Association for Transgender Health. De dag voor de plaatsing van dit artikel zijn trouwens de WPATH-files uitgekomen, die zeer de moeite van het bestuderen waard zijn om erachter te komen hoe onwetenschappelijk deze club is: https://environmentalprogress.org/big-news/wpath-files
[ii] Hier openbaart zich overigens een van de vele interne tegenstellingen van genderideologie. ‘Transseksualiteit’ zou beter aanvaard worden. Tegelijkertijd wordt er gezegd dat er veel meer transfobie is dan vroeger. Wat als ‘transfobie’ wordt betiteld is veelal vrouwen die terugduwen tegen het idee dat elke willekeurige persoon zich kan identificeren als het andere geslacht, en dat dit voor vrouwen en meisjes veel meer consequenties heeft, omdat ons geslacht meer behoefte heeft aan veilige ruimtes en voorzieningen, en ook veilig en eerlijk wil kunnen sporten.
[iii] ‘Gender-affirmatieve hormonen’ suggereert dat deze hormonen iemands ‘gender’ zouden bevestigen. Dat impliceert ook een genderidentiteit. Echter, wat mensen krijgen is het dominante hormoon van de andere sekse. ‘Cross-sekse hormonen’ of ‘exogene hormonen’ zijn termen die ook wel gebruikt worden, en die wat minder meegaan in de zeer ideologische woordkeuze van genderidentiteit-gelovers.
[iv] Eigenlijk vind ik het niet zozeer zwartwit alswel manipulatief. De behandelaars doen hiermee hetzelfde als patiënten die zeggen: ‘óf je geeft me puberteitsblockers, óf ik maak mezelf van kant’. Dhondt stelt het publiek voor een keuze waarvan ieder mens met gezond verstand weet dat het een valse keuze is. Cognitieve dissonantie doet iets met een mens, en ook weten we dat een kat in het nauw rare sprongen maakt, dus misschien moeten we het daaraan wijten.
[v] https://www.transgenderinfo.be/nl/nieuws/hoe-dien-je-een-klacht-wegens-genderdiscriminatie, met in die link het legendarische fragment: “Let wel: als een trans vrouw zich gediscrimineerd voelt omwille van haar lesbisch-zijn, kan ze wel bij Unia terecht omwille van mogelijke discriminatie wegens seksuele oriëntatie.” Net als in Nederland kan een man die claimt lesbisch te zijn (oftewel, een man die op vrouwen valt, dus een heteroseksuele man) dus een claim indienen wegens discriminatie. Andersom wordt het voor lesbiennes steeds lastiger om als vrouwen bij elkaar te komen. In 2012 oordeelde het College van de Rechten van de Mens in Nederland dat lesbiennes geen mannen mogen uitsluiten van hun feestjes: https://oordelen.mensenrechten.nl/oordeel/2012-146
[vi] https://nl.linkedin.com/posts/jozmotmans_kom-bij-ons-werken-activity-7038041200422998016-UraE
[vii] https://www.uzgent.be/patient/zoek-een-arts-of-dienst/centrum-voor-seksuologie-en-gender/team-centrum-voor-seksuologie-en-gender