Politici zonder affiniteit met de realiteit
Een opinie-bijdrage van Frans Groenendijk over de transgenderwet die op 27 en 28 september besproken wordt in de Tweede Kamer.
In dit stuk bekritiseer ik een initiatiefwetsvoorstel van de politici
Bergkamp, Yücel en Van Tongeren, meer in het bijzonder hun Memorie van
Toelichting (verder: MvT). Het voorstel pleit voor een wijziging van
de Wet Gelijke Behandeling (WGB). Het voorstel werd gedaan in het
vergaderjaar 2016-2017. In de laatste paragraaf van dit artikel leg ik
uit waarom ik ervoor gekozen heb om dit wat oudere stuk (eerst) onder
handen te nemen en niet het eigenlijke wetsvoorstel dat later deze
maand behandeld wordt in de Tweede Kamer. Een behandeling die
overigens al enkele keren is uitgesteld.
Eerlijk gezegd las ik nooit eerder een serieus bedoelde notitie van
een drietal volwassen mensen die zo tenenkrommend was als dit
voorstel.
In de rest van dit artikel houd ik me meer in om zo het lijdend
voorwerp ervan -dat voorstel dus- zo emotieloos mogelijk onder handen
te nemen, maar ik kan het niet laten om te beginnen met dit pareltje
uit de ‘Aanleiding en probleembeschrijving’:
“De groep die zich niet wil conformeren wordt niet officieel erkend en
beschermd, heeft minder kans om zichzelf zichtbaar te maken of te
emanciperen.” [Mijn onderstreping, FG].
Wanneer je hem weinig aandachtig leest, komt deze zin wellicht niet
heel merkwaardig over. Dat ‘niet conformeren’ is wel een vreemde
woordkeuze. Een non-conformist: dat was toch iemand die zijn of haar
eigen gang ging? Iemand die dingen doet die veel andere mensen een
tikkeltje of heel gek vinden. Een persoon die eigenlijk best wel
zelfbewust in het leven staat. Iemand die er geen probleem mee heeft
om beschouwd te worden als een buitenbeentje. En juist zó iemand zou
kansarm zijn en via een wijziging van de wet beschermd moeten worden?
Het venijn van bovenstaande zin (en eigenlijk van het hele voorstel)
wordt al een béétje duidelijk indien je verder leest:
“Dat kan een directe inbreuk vormen op de persoonlijke en lichamelijke
integriteit van mensen en onzichtbaarheid, discriminatie en
marginalisering in de hand werken.”
Het eigenlijke onderwerp van dit voorstel gaat namelijk over twéé
groepen mensen die niet door iedereen op dezelfde manier worden
aangeduid. De meest geaccepteerde aanduidingen hiervoor zijn:
‘intersekse mensen’ en ’transgenders’.
Tussen de regels door van wat ik hierboven citeerde schemert een
cruciaal element van het denken achter dit soort voorstellen al door:
het op een hoop gooien en verwarren van deze twee zeer verschillende
groepen mensen. De ene groep heeft een afwijkend lichaam in
vergelijking met meer dan 99% van de bevolking, de andere staat voor
psychische uitdagingen. In het tergend langzaam op gang komende debat
over het onderwerp lijkt het waarachtig af en toe wel alsof mensen
bewust dat door elkaar halen van die twee groepen willen bevorderen!
Noten: het fundament
De MvT bevat ruim 5000 woorden. Dat is exclusief de 58 noten. Best
veel noten voor 17 pagina’s tekst. Inzoomen op die noten is eigenlijk
het eerste dat je met deze tekst zou moeten doen. Om verschillende
redenen. De belangrijkste daarvan is dat goed beschouwd nergens blijkt
dat de drie auteurs enig eigen inzicht of enige eigen analyse
verwoorden: ze bouwen slechts voort op formele teksten van instituties
en op bijdragen van activisten. Die teksten worden als gezaghebbend
opgevoerd!
Die noten verwijzen naar teksten die kunnen worden ingedeeld in zes categorieën.
- Teksten van de EU en van Europese instellingen (12 stuks)
- Idem van de VN en daar tegenaan leunende instellingen (9)
- Tweede Kamerstukken e.d. (10)
- ‘Oordelen’ van de club van wannabe rechters die getooid is met de naam ‘College voor de Rechten van de Mens’. Een merkwaardige organisatie van mensen die zichzelf bij wijze van spreken ‘identificeren’ als rechters. (5)
- Nederlandse en internationale activistische platforms en auteurs (9)
- Enkele stukken van drie Nederlandse onderzoekers (10)
(Verder zijn er nog een paar waarin ze hun eigen tekst wat toelichten)
De allereerste noot verwijst naar iemand in die bijzondere categorie
5: Judith Butler. Deze geleerde aan een Californische universiteit
meldt zelf dat ze ‘van de Critical Theory is’. Ja dat doet u terecht
denken aan Black Lives Matter en aan Critical Race Theory. Die theorie
dat racisme overal welig tiert, maar geen racisme is indien het
anti-blank is of anti-Aziatisch. De eerste link die je vindt bij het
zoeken naar het begrip Critical Theory leidt naar marxisten van het
type Marcuse. Goed mogelijk dat u nooit van de man gehoord heeft; Hij
is vooral bekend van het bespottelijke, door hem verzonnen concept
‘Repressieve Tolerantie’.
Ik noem nog een andere onderzoeker uit deze categorie.
Ene Van Heesch. Over een boek van deze auteur meldt de Bol.com-tekst :
“Door het herschikken en interfereren van de kennis uit de
levensverhalen met de kennis uit medische narratieven ontstond een
meervoudig perspectief. Zo werd duidelijk dat medische interventies in
geval van geslachtsvariaties verantwoord werden in een asymmetrisch
kennisnetwerk dat doordrongen was van paradoxale boodschappen.”
Een indrukwekkend bedoelde woordenbrei, die echt niet verzonnen is
door iemand van Bol.com!
Schofferen
De auteurs funderen hun verhaal voor een zeer groot deel op stukken
van EU, VN en daartegenaan schurende organisaties en daarmee ook voor
een zeer groot deel op allerlei vormen van wensdenken. Voor wat de
eigenlijke inhoudelijke inbreng en de noten betreft richt ik me vooral
op verwijzingen naar en citaten van drie Nederlandse auteurs. Ik
beperk me tot de twee die ze het vaakst citeren: Van Lisdonk en
Keuzenkamp.
Beide auteurs hebben opvattingen die sterk verschillen van die van
mij, maar uit de teksten waar de drie Tweede Kamerleden naar verwijzen
wordt ook duidelijk dat zij wél oprecht geïnteresseerd zijn in de
realiteit.
Een voorbeeld aan de hand van een citaat uit de tekst Leven met
intersekse van Van Lisdonk. Uit een interview. Pagina 54.
“Uit onwetendheid worden er soms rare vragen gesteld of denkt men dat
iemand lesbisch of transgender is. Dat vinden sommige mensen met
intersekse/dsd kwetsend, omdat dit laat zien dat men hen als ‘anders’
ziet. Jacqueline maakte mee dat iemand haar vergeleek met een bekende
transseksueel en vond dat heel heftig: Nou ja, dat ze mij met een
transseksueel vergelijkt. Dus toch …[…] Ja, dat mijn collega mij
daarmee vergelijkt, vind ik kwetsend. Ja, dat raakt me, merk ik nu.
Dat is dus wat ik niet wil. Dat wil ik niet zijn. Ik vind het best dat
die mensen er zijn en dat ze hun dingetje doen. Prima. Maar ja, ik
denk van: ik ben toch niet zo? Ik wil hetzelfde zijn als jij. Ja, zo
ziet ze dat dan toch niet, denk ik. Dat is een bevestiging dat ik dan
toch anders ben of zo.”
Van Lisdonk erkent dus dat er direct betrokkenen zijn die heel
nadrukkelijk en expliciet het op een hoop gooien van die twee groepen
verwerpen. Misschien nog wel pijnlijker. In noot 2 citeert het drietal
Van Lisdonk aldus:
“De bejegening van intersekse personen door anderen kenmerkt zich
vooral door ongewenste reacties die voortkomen uit onwetendheid,
ongemak en onbegrip.”
Deze zin is correct geciteerd. Alleen letterlijk echter. In de direct
erop volgende zin lezen we namelijk:
“Op basis van dit verkennende onderzoek ontstaat de indruk dat de
geïnterviewde mensen met intersekse/dsd wel te maken krijgen met
ongewenste reacties, maar dat ze dit niet ervaren in termen van
non-acceptatie of discriminatie. Harde afwijzing lijkt nauwelijks voor
te komen”.
Twee voorbeelden van Keuzenkamp.
Citaat:
“De reacties van de beste vriend(in) en die van andere vrienden zijn
in verreweg de meeste gevallen positief (zie tabel 3.5).
Tegelijkertijd blijkt dat de vriend(inn)en niet altijd op de hoogte
zijn van het feit dat de respondent transgender is.”
Keuzenkamp doet ook niet aan het verhullen van het gegeven dat
‘pogingen tot zelfmoord’ even vaak voorkomen bij ’transgenders’ die
(nog) niet en die al wel ‘behandeld’ zijn: 3%.
De wijze van verkeerd citeren van Van Lisdonk en Keuzenkamp is niet
alleen onbehoorlijk in de richting van de Nederlandse bevolking maar
in wezen ook schofferend naar die onderzoekers.
Peanuts
De vreemde manier waarop het drietal omgaat met de teksten waar ze in
de noten naar verwijzen, valt in het niet in vergelijking met de
verbijsterende manier waarmee ze omgaan met de cijfers daarin. Ze
maken een ontluisterende rekenfout; een dubbele eigenlijk. Die
rekenfout is van hen: hij is niet te vinden in de door hen geciteerde
teksten.
De bronnen waar ze naar verwijzen geven (wellicht correct) aan dat het
totaal aantal mensen dat een intersekse lichaam heeft ongeveer 1 op de
4500 zou zijn. Omgerekend 0,022 procent. Dat onderzoek is
internationaal en het drietal gaat dat gegeven ’toepassen’ op de
(omvang van) de Nederlandse bevolking en komen met de bewering dat
Nederland circa 85.000 intersekse mensen zou tellen. Ook in de hogere
klassen van het VMBO zou dit een onvoldoende opleveren. In eerste
instantie valt de fout ietsje minder op omdat ze in wezen twee
rekenfouten maken. Eerst maken ze de fout om 0,022 procent niet te
lezen als percentage maar als deel van de bevolking. Een factor 100
verkeerd dus. Die rekenfout zou resulteren in 0,022 x 17.400.000 (de
bevolking van Nederland van een aantal jaren geleden) = 382.000. Ze
melden in hun eigen tekst zelf ook nog welke tweede fout ze gemaakt
hebben. Een factor 0,022 hebben ze omgezet niet in (ongeveer) 1/50ste
maar in 1/200ste!
Maar laat aub ook bezinken dat deze fout dus door een drietal leden
van de Tweede Kamer gemaakt werd. Eerst is een van hen gekomen met die
onwezenlijke ‘vergissing’ met cijfers en die andere twee hebben niet
de moeite genomen om het na te rekenen! Ook voor hen is blijkbaar
rekenen ‘niet hun ding’. De vraag is of taal wel hun ding is.
Op bladzijde 10 van de MvT lezen we bijvoorbeeld:
“De initiatiefnemers willen de genoemde doelen bereiken door in de
tekst van de wet te expliciteren dat geslachtskenmerken,
genderidentiteit en genderexpressie onder de grond geslacht.”
De tekstverwerker protesteert hier niet tegen: die gaat er
vermoedelijk van uit dat ‘geslacht’ hier een werkwoordsvorm is, maar
in het tweede deel van de zin ontbreekt dus gewoon het werkwoord.
Wederom een pijnlijke illustratie van hoe weinig kritisch het drietal
ook voor wat betreft taal naar elkaar was.
Maar ook dat is nog niet alles.
De MvT rept van de zogenaamde “Jogjakarta Beginselen” en geeft een
link daarnaar in een noot. Ze beweren dat de Nederlandse regering de
beginselen van deze vreemde organisatie van ambtelijke activisten
onderschrijft, maar geeft dáárvan géén onderbouwing in een noot.
Bijna elke zin van de MvT doet mij de tenen krommen dan wel de
wenkbrauwen fronsen. Ze schrijven bijvoorbeeld over ‘fysische
anatomie’. Je voelt onmiddellijk aan dat dat wringt, maar misschien
niet direct wáár. Dat komt pas wanneer je je afvraagt: bestaat er dan
ook niet-fysieke anatomie? Nee. Die bestaat niet. Twee woorden zijn
achter elkaar geplakt die allebei wat moeilijk klinken, maar in
combinatie juist onzinnig zijn. Op ettelijke plaatsen valt te lezen:
“.. een aantal personen geeft aan”. Dat kunnen er dus twee zijn. Dat
kan heel goed. Het gaat dan namelijk vooral om een onderzoek waarin
460 mensen een enquête hebben ingevuld, maar er vervolgens slechts 10
zijn geïnterviewd.
XXY versus XYY en de voortplanting
Iets minder streng ga ik nog even terug naar aantallen en berekeningen.
Door het totaal aantal Nederlanders (van een paar jaar geleden) te
delen door 4500 kom je op een schatting van circa 4000. Slechts 4000
in plaats van die 85.000 waar de drie auteurs over schrijven.
Daaruit valt af te leiden dat mensen bij wie letterlijk in elke
lichaamscel te ‘lezen’ is dat ze afwijken van dat -door het drietal
verafschuwde- ‘binaire model’, niet meegeteld zijn. Een op de 1000
mannen ‘lijdt’ aan een van die beide afwijkingen. Die afwijkingen
heten: syndroom van Klinefelter en syndroom van Jacobs. Ze hebben een
of zelfs twee Y-chromosomen en zijn dus mannen (XXY- dan wel XYY
chromosomen). Dat zijn er dus samen zo’n 17.400. Die twee syndromen
gaan gepaard met sterk verschillende symptomen. Bij de ene groep is
bijna 100% kans op onvruchtbaarheid, bij de andere bijna nul.
Onwerkelijk dat in een stuk waarin een “Mensenrechtencommissaris”
geciteerd wordt die rept van “fundamentele rechten als lichamelijke
integriteit, reproductie en zelfbeschikking van […] personen [die]
systematisch worden geschonden” deze syndromen niet genoemd worden! En
dat terwijl de MvT op zes plaatsen over “kenbaarheid” schrijft …
Wat dan wel?
Zouden die XXY mannen trouwens zitten te springen om wetgeving om hen
meer in de spotlights van het politieke toneel te plaatsen? De vraag
stellen is haar beantwoorden.
Het is zo fout om theatrale wijze “verminderd psychosociaal
welbevinden” dan wel “onbekendheid” op te voeren als schending van
mensenrechten. Of om in deze context te beginnen over die bizarre,
maar nauwelijks ziekelijk te noemen hobby van het je verkleden als
iemand van de andere sekse. Een hobby die overigens beslist niet
verboden zou moeten worden indien gepraktiseerd in een omgeving van
‘consenting adults’.
Omvat dat bizarre begrip ‘gender-expressie’ nog iets anders dan die
travestie-avondjes? Valt exhibitionisme er ook onder? Tijdens het
Amsterdamse Pride-festival van 2022 werd er ook aan publiek ‘rimmen’
en ‘fistfucking’ gedaan. Waarom valt dat niet onder
‘gender-expressie’? Of valt dat er alleen in de Pride-week onder?
En nudisme? Er is geen enkele twijfel mogelijk over de vraag waarom
nudisme niet onder ‘gender-expressie’ wordt gerangschikt: nudisten
zijn wel serieus, maar ze drammen en jammeren niet.
Om misverstanden te voorkomen: ik ben van mening dat er zeker aandacht
besteed moet worden aan “verminderd psychosociaal welbevinden”. Dat
gebeurt ook. En er bestaan allerlei vormen van therapie. Wellicht zou
“psychosociaal welbevinden”, meer dan nu al gebeurt, bevorderd kunnen
worden in zelfhulpgroepen van patiënten; uiteraard per aandoening. Of
door praatgroepen van lotgenoten, wanneer het gebruik van de term
‘patiënt’ mensen zou afschrikken. Laat de politiek, en zeker de
officiële partijpolitiek, zich daar alstublieft, alstublieft buiten
houden.
Wat nu?
Wat te doen met de naderende behandeling van het echte wetsvoorstel
dat volgens de planning nu reeds op 27 en 28 september door de Tweede
Kamer behandeld zal worden?
Een van de schrijvers van dat initiatiefwetsvoorstel heeft het
inmiddels geschopt tot voorzitter van de Tweede Kamer. Het is de meest
partijdige voorzitter die er ooit is geweest. Zij opereert niet als
leider van de controle van de uitvoerende macht maar als iemand die de
Britten aanduiden als ‘whip’. Letterlijk vertaald betekent dat
‘zweep’, maar men doelt daarmee op degene die de fractiediscipline
bewaakt. Een fanatiek anti-democratische figuur eigenlijk. Bergkamp
bewaakt niet zo zeer de discipline in de fractie van D66. Die staat
immers als één man/vrouw/overig achter hun Leider. Bergkamps ambitie
reikt verder, veel verder. Verder zelfs dan het disciplineren van de
parlementariërs van de regeringspartijen en hun loyale linkse
‘oppositie’. Haar ambitie is om met name de echte oppositie te
bedwingen.
Het is dus volstrekt uitgesloten dat het wetsvoorstel in een stemming
verworpen zou worden. De enige kans dat de betreffende misogyne
intenties niet in de wet worden vastgelegd zit in verder uitstel van
de behandeling. Uitstel tot na de val van Rutte IV en de erop volgende
verkiezingen voor de Tweede Kamer.