Genderdilemma
Dit opiniestuk is een gastbijdrage van ‘It’s hip to be Claire!’, Twitter-handle @NathanielHart72
Er is de laatste paar weken veel te doen geweest over het nieuwe transgenderwetsvoorstel. Op zich is dit vreemd, want deze kwestie speelt al veel langer, maar vanuit de media is er praktisch geen aandacht voor geweest. Ook vanuit de politiek lijkt er tot nu toe weinig sprake van een debat over deze kwestie. Vanwaar dan toch deze ophef?
De basis van het probleem schuilt in het onderscheid tussen geslacht, de reproductieve rol van mannen en vrouwen en de daarbij behorende biologische kenmerken, en gender, de sociale en culturele aspecten van het man- of vrouw-zijn, waaraan sommige mensen hun identiteit ontlenen. Zoals vanouds wordt bij de geboorte van een kind zijn of haar geslacht geobserveerd en geregistreerd bij de gemeentelijke basisadministratie. Dit geslacht wordt tevens geplaatst op identiteitspapieren, zoals het paspoort.
Tot 1985 was het niet mogelijk om deze geslachtsregistratie aan te passen. Op zich was dat niet geheel onlogisch, daar biologisch geslacht niet wijzigbaar is in de mens. In 1985 besloot men echter dat er een uitzondering moest worden gemaakt voor transseksuele personen: mensen met genderdysforie die een geslachtsoperatie hadden ondergaan. Hierbij was het van belang dat men niet meer vruchtbaar was, zodat bijvoorbeeld de registratie van ouderschap hetzelfde kon blijven.
In 2014 kwam hier verandering in. De onvruchtbaarheidseis werd niet langer als noodzakelijk gezien, zolang er sprake was van een officiële diagnose van genderdysforie. Bij deze wijziging werd echter een belangrijke vraag over het hoofd gezien: Wat registreren we nu precies en waarom? Is dat geslacht, noodzakelijk voor medische analyse en behandeling (zeker in het buitenland), of is dat gender, hoe men aangesproken en aangeschreven wenst te worden? Het geregistreerde geslacht wordt hier namelijk vervangen door de geclaimde genderidentiteit.
Deze vraag is des te meer van belang, omdat geslacht een belangrijke rol speelt in de Nederlandse wet. Hoewel discriminatie, ook op basis van geslacht, binnen de wet verboden is, worden op basis van geslacht daar enkele uitzonderingen op gemaakt, bijvoorbeeld met betrekking tot gevangenissen (in verband met privacy, veiligheid, en het voorkomen van zwangerschappen) en de sport (in verband met veiligheid (bij contactsporten) en gelijke kansen voor vrouwelijke atleten). Sinds 2014 kunt u als vrouw dus in de gezamenlijke douches en kleedkamers van de sportvereniging geconfronteerd worden met het bebaarde naakte mannelijke geslacht, en indien deze geregistreerd staat als vrouw kunt u daar weinig tegen inbrengen, zoals het College voor de Rechten van de Mens al meerdere malen heeft uitgesproken. Waarom is bijna geen enkele Nederlander op de hoogte van deze wetswijziging uit 2014?
Het aangekondigde wetsvoorstel gaat hierin nog een stap verder. Ook de tot nu toe verplichte diagnose van genderdysforie komt te vervallen, zodat de registratie enkel nog bestaat uit een geclaimde genderidentiteit. Waarom zou echter het geregistreerde geslacht moeten worden vervangen door het gevoel van genderidentiteit? Waarom zijn deze twee niet van elkaar gescheiden?
Het lijkt mij derhalve zaak dat, voordat de politiek zich buigt over de nieuwe transgenderwet, eerst gesproken zou moeten worden over de fundamentele vraag: Wat registreren we en waarom? Registreren we geslacht, genderidentiteit, of beide? Moeten mensen op basis van genderidentiteit toegang krijgen tot geslachtsrechten of gaan we daarmee voorbij aan de redenen waarom die rechten überhaupt bestaan? Laten we dat eerst eens rustig bespreken, voordat we de wet op zo’n cruciaal punt gaan aanpassen.
Dit lijkt echter in het huidige politieke en culturele klimaat bijna onmogelijk, omdat deze wet gesteund en gepusht wordt door een vrij radicale activistische beweging die mantra’s als dogma heeft gedeclareerd en tegenspraak als blasfemie. Elk tegengeluid wordt op zijn gunstigst afgedaan als “transfobie”, maar eindigt meestal in gescheld en/of (dreigen met) geweld, direct of via het gezin, maar soms ook via de werkgever of de klanten van je bedrijf. Dit zou in een vrije democratie absoluut onacceptabel moeten zijn.
Natuurlijk moet je in Nederland jezelf kunnen zijn en niet gediscrimineerd worden vanwege je geslacht, je persoonlijkheid, of je genderexpressie, maar is het werkelijk teveel gevraagd om eens goed na te denken over een wet die vrouwen blootstelt aan exhibitionisten en voyeurs in kleedkamers en douches, aanranders en zwangerschap in gevangenissen, die hen dwingt tot opoffering van hun sportkansen en veiligheid in contactsporten, en die hen mogelijk gevangenisstraf kan opleveren als ze stellen dat lesbiënnes geen penis hebben? Mag er discussie zijn over de vraag wat we registreren en met welk(e) doel(en)? Blijkbaar niet, want de campagne van GenderTwijfel hieromtrent werd in diverse gemeenten van de reclameborden verwijderd. Waarom zouden we geen gesprek mogen voeren over de vraag of we daadwerkelijk op alle gebieden het objectieve geslacht willen vervangen door een compleet subjectieve claim tot genderidentiteit? Een claim op basis van circulaire definities, zoals “een vrouw is iemand die zich identificeert als een vrouw”? Wat voor waarde heeft het woord vrouw nog bij zo’n definitie? Het is mij echt een raadsel.